De Universiteit Gent is een pluralistische universiteit en respecteert derhalve op gelijke wijze de godsdienstige en wereldbeschouwelijke opvattingen van alle leden van de universitaire gemeenschap en staat positief tegenover de uiting ervan voor zover die met onderling respect gepaard gaat. Om dit pluralisme te garanderen, heeft de instelling zelf een geseculariseerd en gelaïciseerd karakter waarbij diversiteit bevorderd wordt.
De universitaire gemeenschap beschouwt het dan ook als een belangrijke opgave om alle vormen van discriminatie zoveel mogelijk te bestrijden en diversiteit te stimuleren. Het is bijzonder waardevol dat meer en meer studenten met uiteenlopende etnische of godsdienstige achtergrond, universitaire studies aanvatten. De UGent wenst dan ook de kansen op wederzijdse verrijking die hieruit voortvloeien te stimuleren. Ze streeft er naar om aan de problemen inzake individuele ontplooiing en onderlinge communicatie die eventueel zouden kunnen ontstaan met bijzondere maatregelen tegemoet te komen.
De Raad van Bestuur van de UGent keurde dan ook op 16 januari 2004 een anti-discriminatieverklaring en bijhorende academische gedragscode goed die ertoe moeten bijdragen discriminatie uit te bannen en de onderlinge contacten en wederzijdse verrijking tussen de leden van de universitaire gemeenschap van uiteenlopende achtergrond te bevorderen. Deze gedragscode zal meer bepaald de verplichtingen voorzien in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en de wetgeving ter bestrijding van discriminatie, binnen de universitaire context bevestigen. Uiteraard moeten ook de andere relevant juridische normen gerespecteerd worden en in het bijzonder die welke betrekking hebben op het recht op vrije meningsuiting en de traditionele concretisering ervan in de “academische vrijheid”.
In de gedragscode wordt met discriminatie zowel directe als indirecte discriminatie bedoeld. Er is sprake van “directe discriminatie” bij een ongunstiger behandeling van personen die niet objectief en redelijkerwijze wordt gerechtvaardigd en die rechtstreeks gebaseerd is op het geslacht, ras, huidskleur, etnische of nationale afstamming, seksuele geaardheid, leeftijd, godsdienst, levensbeschouwing of politieke overtuiging, een handicap of een bepaalde fysieke, psychische of sociale eigenschap. Van “indirecte discriminatie” is er sprake wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling of handelswijze door de aard ervan een specifieke schadelijke weerslag heeft op de hierboven vermelde personen, tenzij die bepaling of handelswijze objectief en redelijkerwijze wordt gerechtvaardigd. Deze beide vormen van discriminatie kunnen in casu van institutionele aard zijn, wanneer ze van de UGent of haar vertegenwoordigers uitgaan, of van individuele aard, wanneer het gaat over de gedragingen van individuen die deel uitmaken van de universitaire gemeenschap.
De Universiteit Gent verbindt er zich uitdrukkelijk toe om zowel in haar beleid als in haar dagelijkse werking niet te discrimineren en spant zich in om haar personeel, medewerkers, studenten en gasten tegen discriminatie te beschermen en daden van discriminatie te beteugelen. De instelling ziet er dan ook op toe dat in het onderwijs, zowel in de colleges, als in het syllabus- en praktijkmateriaal, geen discriminerende vooroordelen of voor individuen onnodig krenkende uitspraken voorkomen. Deze richtlijn kan echter geen afbreuk doen aan het formuleren van uitspraken en het aangaan van discussies, wanneer op het cognitief vlak de wetenschappelijke benadering en op het ethisch vlak de mensenrechten als leidraad dienen.
De universitaire gemeenschap ziet het als één van zijn belangrijkste missies dat er een bijzondere aandacht wordt besteed aan de culturele diversiteit, zowel op academisch als postacademisch niveau, in de curricula, in het bijzonder van die opleidingen die vaak leiden tot jobs die regelmatig contacten met allochtonen veronderstellen.
De persoonlijke karakteristieken van bepaalde studenten of hun etnisch-culturele achtergrond en sociale ongelijkheid kunnen hun opleidingskansen in het lager en secundair onderwijs en derhalve ook in het hoger onderwijs nadelig beïnvloeden. De studie van deze problemen dient niet alleen gestimuleerd te worden maar de universitaire gemeenschap ziet het als één van zijn kerntaken om een fundamentele bijdrage te leveren tot hun oplossing.
Een ander aspect van het belang dat gehecht wordt aan diversiteit binnen de Gentse universitaire gemeenschap is het onlangs opgestarte project UGender. Dit project onderzoekt uitvoerig of mannen en vrouwen dezelfde kansen krijgen binnen het universitaire milieu. Vrouwen stromen immers meer in aan de UGent in vergelijking met 20 jaar geleden. In 2002-2003 vormen zij met 55 % zelfs de grootste groep in de totale studentenpopulatie. Vrouwelijke studenten behalen ook betere slaagpercentages in verhouding met mannelijke studenten in de eerste kandidaturen. Nochtans nemen ze minder de rol van studentenvertegenwoordiger op in officiële raden en studentenkringen. Vrouwen doctoreren meer aan de UGent in vergelijking met 20 jaar geleden maar toch wordt in het academiejaar 2003-2004 slechts een derde van de doctoraatsdiploma’s uitgereikt aan een vrouwelijke onderzoeker en daalt het aandeel van vrouwen bij elke hogere stap op de academische ladder. Vrouwen zijn tenslotte ook sterk ondervertegenwoordigd in de beslissingsorganen van de UGent. Het project UGender stelt dan ook een concreet actieplan voor met beleidsaanbevelingen ter bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen aan de Universiteit Gent.
De conclusie die ik persoonlijk maak uit dit alles is dat de maatschappij aan elke persoon optimale ontwikkelingskansen moet bieden aangezien elke persoon het basisrecht heeft op een maximale ontplooiing van zijn of haar mogelijkheden en het spreekt voor zich dat het universitaire milieu hiertoe zijn bijdrage moeten leveren teneinde de diversiteit binnen onze samenleving blijvend te garanderen.
Persbericht Jong VLD Gent